top of page

15. Afdelingscrisis

Een nieuwe week en nu alweer een nieuwe KP-term geleerd: ‘afdelingscrisis’.

Dit woord werd zondag en maandag al kort genoemd tijdens de weekstart en de afdelingsvergadering, maar zou dinsdag tijdens de PSM pas echt besproken (en uitgelegd) worden. Ik vond het maar onheilspellend klinken…

De afdelingscrisis was niet het enige dat nieuw voor me zou zijn deze week.

Op het programma stond onder andere ook nog: een intake met ‘juf Judith’ van school, voor het eerst meedraaien met de therapieën PMT en Psychodrama met Blauw en er zou maandagmiddag weer een nieuwe opname op de afdeling komen (een nieuwe jongere dus).

Ik kwam erachter dat sommige daggroepers, maar ook leefgroepers meestal de voor- en achternaam proberen te achterhalen bij de insteekcommissie en vervolgens na een koffiepauze achter de PC alvast "de nieuwe" gaan Googlen en Hyven. Ik vroeg me gelijk af of ze dat twee weken geleden ook bij mij hadden gedaan en wat dan hun eerste indruk toen van mij was geweest.

Toch wel een nare gedachte om zo zonder dat je het door hebt, nog voor dat je al die jongeren zelf ontmoet hebt op zo'n manier een soort van gekeurd te worden en dat er waarschijnlijk al allerlei oordelen over je geveld worden… Misschien nam ik het allemaal maar te zwaar op en was het gezonde nieuwsgierigheid, maar misschien moest ik, zoals Max tijdens mijn afstemming al zei, toch maar wat meer gaan opletten met wat er over mij op internet te vinden is.

Juf Judith

Maandag tijdens de koffiepauze werd ik in het gebouw naast het hoofdgebouw verwacht bij ‘Juf Judith’. Omdat ik nog niet wist waar de school en het lokaal van Juf Judith te vinden was, bood Kay aan om even met me mee te lopen.

We liepen niet richting het hoofdgebouw, maar liepen via de zijkant van de KP, langs nog een andere afdeling een grindpaadje af, naar een pleintje met daarop een speeltoestel, met daartegenover al de achteringang van de school.

Eenmaal in het gebouw kreeg ik de sterke indruk dat ik weer terug op de basisschool terecht was gekomen. En dat terwijl ik een paar maanden geleden mijn Havodiploma, op en al dan niet alternatieve manier, in ontvangst had genomen.

Kay zette mij af bij het lokaal van Juf Judith, wenste me succes en liep weer terug naar de koffiepauze. Ik had de neiging om achter hem aan te rennen, maar klopte in plaats daarvan met een bonkend hart op de deur van het lokaal dat al half open stond.

Een vrouw met kort wit/grijs stekeltjes haar keek vriendelijk op.

“Ha, jij bent vast Roos. Hoi, ik ben Juf Judith.”

Ze stond op, liep naar me toe, gaf me een hand en zei: “Kom zitten!”

Ik blijf vertwijfeld staan en keek naar het tafeltje en stoeltje dat zij aanwees.

Was ze serieus? Ik was niet erg groot, maar dit was wel erg overdreven. En dan zaten er ook nog laatjes onder! Ik was echt terug op de basisschool… en ik haatte mijn basisschool.

“De tafels en stoelen zijn wat klein…”, begon juf Judith, “…maar dat komt omdat de KP dit klaslokaal deelt met de kinderkliniek. De kinderen hebben in de ochtend les en de jongeren van de KP hebben dan hier ’s middags les. Het is nu nog vakantie en vanaf volgende week maandag beginnen de lessen weer, dus vandaar dat ik jou alvast even wilde ontmoeten.”

Ik zat inmiddels.

“Dus, jij bent Roos. En waar kom je vandaan Roos?”, vroeg Juf Judith terwijl ze een lijst met vragen erbij pakte en mijn antwoord begon op te schrijven.

“Hoe is je basisschooltijd verlopen?”, was de vervolgvraag.

“Nou ja, eigenlijk heb ik daar niet hele goede herinneringen aan, maar het was geen slechte school of zo en ik ben ook nooit gepest. Ik heb het gewoon nooit beleefd als een fijne tijd en ik speelde liever altijd alleen of werkte zelfstandig dan dat ik optrok met mijn klasgenoten. Ook haalde ik nooit echt hoge cijfers. Ik weet nog dat mijn hele klas, inclusief de meester verbaasd waren over mijn havo-score bij de Cito-toets, aangezien de meeste andere kinderen uit mijn klas een vmbo-t of vmbo-b advies hadden.”

“Dus je bleek best slim te zijn!”, constateerde ze vrolijk.

“Nou dat weet ik niet. Wel slimmer dan iedereen dacht waaronder ook ik zelf, blijkbaar.

Ik dacht namelijk altijd dat ik best wel dom was. Toen ik een jaar of 15/16 was kreeg ik op een gegeven moment een psychologisch onderzoek en daar hoorde ook een intelligentietest bij. Ik was heel erg verbaasd dat daar uit kwam dat ik ook wel vwo had kunnen doen. Nog steeds geloof ik dat nog niet echt, omdat ik juist op de middelbare school veel moeite had met leren en concentreren. “

“Had je dat ook al op de basisschool?”

“Ja eigenlijk ook al wel een beetje. Ik moest toen ik in groep 2 of 3 zat naar een kinderpsychiater, omdat ik vaak dagdroomde en steeds tekeningen maakte over mijn broer en zijn graf. Als ik bijvoorbeeld in gedachten was of een boek las, dan hoorde ik het ook niet wanneer de juf of meester mij riep.”

“Het klinkt ook wel alsof je een hele goede reden had om je niet goed te concentreren. Begrijp ik goed dat je broer is overleden? Wat naar. Gebeurde dat toen je op de basisschool zat?”, vroeg juf Judith nu wat serieuzer.

“Misschien wel. Ik was toen 6 jaar en zat in groep 2, maar omdat ik me ook in groep 3 nog steeds slecht concentreerde tijdens de les, moest ik dus kort naar een psychiater.

Op de middelbare school dachten ze even dat ik ADD had, dus heb ik een tijdje Ritalin pillen gekregen om te kijken of dat hielp. Ik kon er wel beter van leren op zich, maar later dachten ze toch dat het slechte concentreren een symptoom was van mijn depressie. Ik heb die pillen best wel kort geslikt, omdat ik het wel met de psychiater eens was dat het niet goed zou zijn als ik het alleen maar als 'leer-pilletje' zou slikken.

Maar ook al namen veel docenten op school het voor me op en zeiden wel door t hebben dat ik slim genoeg ben voor de havo en begrip toonden voor mijn thuissituatie en depressie, toch bleef ik me nog steeds nogal dom voelen vanwege het lage cijfers halen en het feit dat ik twee keer ben blijven zitten. Het klinkt ook gewoon niet zo intelligent als ik zeg dat ik 7 jaar over mijn havo heb gedaan."

“Goed.”, zei juf Judith nadat ze waarschijnlijk alle vragen had gesteld en uitgeschreven was.

“Het klinkt alsof we hier op school rekening moeten gaan houden met je concentratieproblemen. Ik heb gehoord dat je je havodiploma al hebt gehaald, klopt dat?”

Ik knikte.

“Wat goed zeg. Volgens mij maakt dat jou de enige van de jongeren op de KP die op dit moment haar diploma al heeft gehaald. De jongeren die ouder dan 18 zijn en dus niet meer leerplichtig kunnen er ook voor kiezen om vrijwilligerswerk te gaan doen onder schooltijd. Zou je daar wat voor voelen?”

Ik slikte. Vrijwilligerswerk leek me doodeng. Het klonk als een soort van maatschappelijke stage van de middelbare school die ik destijds gepaard met veel nervositeit en constante buikpijn heb doorstaan en waar ik geen herhaling van prefereerde.

“Weet ik nog niet”, zei ik zoals ik dat vaker deed wanneer ik het geven van een antwoord wilde vermijden.

De vrouw genaamd Judith die ik tot nu toe met mijn 19 jaar oud stompzinnig 'juf' had genoemd in mijn hoofd, keek me kort bestuderend aan en zei toen:

“Wat we kunnen doen is een afspraak maken met juf Linda, zij is de coördinator van het vrijwilligerswerk hier op school. Zij kan je meer vertellen over de mogelijkheden en eisen en dergelijke. Zullen we dat dan afspreken?”

Ik knikte om antwoord te geven op haar vraag en gaf me tegelijkertijd over aan de schoolsheid van deze situatie en omgeving. Oké, goed. Dan gaan we juffen en meesteren. Ik geef me over.

“Goed, ga ik dat doorgeven aan juf Linda", zei juf Judith.

"Als de lessen weer beginnen krijg je dan van mij de afspraak door. Ik zal je dan nu kort wat vertellen over hoe een schooldag hier verloopt:

We starten altijd in dit lokaal. Dan doe ik kort een rondje met wie we nog missen en hoe het met iedereen gaat. Daarna inventariseren we even wat iedereen gaat doen en gaat de klas uiteen. We hebben namelijk ook vakdocenten waar sommigen les van krijgen. Degenen die nog op de middelbare school zitten krijgen bijvoorbeeld Engels van juf Carla, Wiskunde van juf Simone, Beeldende vorming van juf Jill of sport van meester Bert. Zelf geef ik ook Nederlands les.

Als je geen vrijwilligerswerk gaat doen, heb je dan al wel een voorkeur voor vakken die je wilt gaan volgen? Heb je bijvoorbeeld al een idee wat voor opleiding je wilt gaan doen?”

“Eigenlijk wil ik naar de kleinkunstacademie, maar ik durf geen auditie te doen”, zei ik stompzinnig.

“De kleinkunstacademie? Wat leuk!”, riep Juf Judith enthousiast.

Vervolgens wist ze mij enthousiast te maken om samen met haar een vakkenpakket op te stellen, bedoeld als voorbereiding op de kleinkunstacademie.

Ik verliet het schoolgebouw uiteindelijk met de volgende lessen in het vooruitzicht, waarvan mijn Alpha-hart op een relaxt tempo gerustgesteld van verder kon kloppen:

3x in de week BEVO (beeldende vorming)

Nederlands spelling/grammatica

Nederlands literatuur

Engels

Engels literatuur

Theaterwetenschappen

2 x in de week sport

Spoed-PSM

Dinsdag, na het ontbijt.

De Meepo stroomt vol. Een deel van blauw en rood zijn uitgelaten en anderen zijn juist wat stiller.

Dan stroomt de Meepo voller door de uitloop vanuit het sociohok.

Net als ik zelf, zag ik nog een paar andere jongeren de therapeuten onderzoekend aankijken. Ik zocht bijna wanhopig naar een glimlach zodat ik kon constateren dat de sfeer niet zo ernstig en dreigend was als ik het tot nu toe had gevoeld, maar helaas voor mij stonden de meeste gezichten neutraal tot ernstig.

Gelukkig hadden we sinds gisteren een nieuwe in leefgroep 1: Esther, wiens hand nu één voor één door de therapeuten geschud werd en aan wie ze zich, toch met een glimlach, kort doch vriendelijk voorstelden.

Voor Esther zelf kon het glimlachen van de therapeuten haar gestolen worden. Ze leek zich minstens net zo ongemakkelijk te voelen bij de therapeuten invasie waarbij zij het eerste doelwit was, als ik me twee weken geleden in diezelfde positie had gevoeld.

“Goedemorgen, is iedereen er die er kan zijn, wil zijn, moet zijn? Wie missen we nog?”, vroeg Peter van Duijn toen alle therapeuten hadden plaatsgenomen.

“Ruud”, zei iemand uit leefgroep 1.

“Klopt, maar daarover zo meteen meer. Wie missen we nog meer behalve Ruud?”

Een paar jongeren waren niet teruggekomen van het weekend.

“Zoals jullie weten zitten we hier voor een PSM met een door de staf vastgesteld thema. De reden hiervoor is de toevallige vondst van verdovende middelen op een eenpersoonskamer. Bij de uitgebreide kamercontrole die daarna volgde zijn nog restanten van verdovende middelen gevonden. Het feit dat deze middelen blijkbaar al een tijd aanwezig hebben kunnen zijn op de afdeling en dat dit ondertussen niet was gemeld door groepsgenoten, maakt dat er blijkbaar sprake is van een afdelingscrisis. De consequentie voor de afdeling is een officiële waarschuwing voor allebei de leefgroepen.”

Nadat iedereen doodstil had geluisterd naar de speech van Peter, brak er nu een verontwaardigd geroezemoes los. Ik zat als verstijfd en keek verschrikt naar Kay, de enige bij wie ik zelfs ondanks zijn agressieve uitbarsting me nog een klein beetje veilig bij kon voelen.

Een paar tellen later ving hij mijn blik, haalde z’n schouders op en zei geluidloos iets dat ik liplas als ‘Geen zorgen. Heeft niets met jou te maken’.

“De reden dat wij iedereen die ’s avonds op de afdeling aanwezig is een officiële waarschuwing geven, is omdat zij degenen zijn die vast wel iets meegekregen moeten hebben van het middelengebruik en dit niet hebben gemeld bij de socio’s…”

“Maar Roos en Colin zijn hier net een week, hebben zij ook een officiële waarschuwing?”, vroeg Kay tot mijn schrik.

Alle ogen in de meepo richtten zich van Kay naar Colin en mij.

Peter was even stil en zei toen resoluut: “Helaas wel. Hoe kort zij hier ook geweest zijn, ook zij zouden iets meegekregen kunnen hebben van het middelengebruik. Alleen Esther is hier pas sinds gisterenmiddag, dus kan echt niets meegekregen hebben van wat er op de afdeling speelde of nog steeds speelt.”

Ik keek naar Esther en zag hoe zij ongemakkelijk nog wat onder uitschoof in haar stoel. Ondertussen voelde ik hoe er zich langzaam maar zeker een steen in mijn maag vormde.

Ik was ook schuldig. Ik was er net twee weken, maar had nu al een officiële waarschuwing. Ik had het nu al niet goed gedaan.

Ik voelde hoe ik elk moment in huilen zou kunnen gaan uitbarsten, maar wist het gelukkig op de één of andere manier te onderdrukken.

Peter gaf nu de jongeren ruimte om te reageren en ook de rest van de staf kreeg de gelegenheid om algemene vragen aan de jongeren te stellen over o.a. waarom er de keuze was gemaakt om d.m.v. verdovende middelen problemen uit de weg te gaan en emoties weg te maken in plaats van het in therapie te bespreken.

Een paar jongeren gingen in op deze vraag en zeiden iets in de strekking van; het is gewoon moeilijk om bepaalde onderwerpen te bespreken en de makkelijke weg is dan om toch weer in het oude patroon terug te vallen van het niet meer voelen d.m.v. drank of drugs.

Een andere jongere liet weten haar ‘normale’ leven gewoon te missen:

“Alles aan de KP is therapeutisch, elke scheet wordt geanalyseerd, je hebt constant het gevoel dat je wordt geobserveerd en ga zo maar door. Ik mis het gewoon dat iedereen eens even normaal doet en dat ik ’s avonds op m’n kamer met vrienden gewoon een drankje kan doen. “

Met veel ontzag keek ik naar Katja. Ze had zojuist openlijk toegegeven dat de lege drankflessen van haar waren, zonder daarbij groepsgenoten te noemen en na haar verhaal kon ik nog begrijpen waarom ze het gedaan had ook.

Dat maakte niet dat ik me kon voorstellen dat ik hetzelfde gedaan zou hebben, maar ik kon begrijpen dat iemand als zij, een jongere van 17 jaar, die net als iedere andere meid (met of zonder psychiatrische problemen) behoefte heeft aan ontspanning en heel graag bijvoorbeeld een gezellig een avondje wil drinken met vrienden. Voor het eerst kon ik Katja's manier van denken begrijpen en dat maakte gelijk dat ik wat meer sympathie voor haar kreeg en haar ook iets minder eng vond.

Zelf had ik nooit zo naar de KP gekeken. Ik kwam hier terecht omdat ik blijkbaar psychisch ziek ben, dus de hele dag door ben ik dan ook bezig om op een therapeutisch verantwoorde manier weer beter te worden. Dat werd immers van me verwacht door de therapeuten, toch?

“Hee Roosjeee”, zei Katja lieflijk tegen me toen ze met Lindsay onderweg was naar de tuin om te gaan roken.

“Bedankt dat je niets gezegd had tegen de staf over onze flessen. Dat “feestje” wat we hadden op onze kamer was al een aantal weken voordat jij bij ons op de kamer kwam en bij het schoonmaken vrijdag toen we hoorden dat ze het wiet bij Ruud hadden gevonden, hebben we ze nog wat verder naar achteren geschoven in de kast. Dat heb je vast gehoord want je was toen ook in de kamer. Nogmaals heel tof dat je ons niet verlinkt hebt. Ik weet dat jij iemand bent die heel eerlijk en rechtvaardig is, dus daarom wilde ik je even extra bedanken. Je bent echt oké!”

Lindsay beaamde wat Katja zojuist (oprecht!) had gezegd en ze lieten me vervolgens beduusd in leefgroep 2 achter om buiten te gaan roken met Jim, Josje, Fabian en Linde.

De kei in mijn maag voelde in één klap nog zwaarder. WÁT?!

Ik had nog erger gefaald dan ik dacht. Nu pas herinnerde ik me het gerinkel van glas tijdens het schoonmaken vrijdag. Ik keek er niet van op of om. Waar zat ik met mijn hoofd?!

Ik was dus tóch medeplichtig en dus ook schuldig. De troostende gedachte die ik tot nu toe had gehad ging niet meer op; ik wist er namelijk wel vanaf. Maar waarom besefte ik me het dan niet?!

Die officiële waarschuwing was terecht, ik had hem echt dubbel en dwars verdiend.

Mijn traanbuizen stonden inmiddels op springen, maar ze moesten nog maar even wachten want het was nu tijd voor PT.

PT

Afgezien van Anouk en Jeanette zaten alleen Kay en ik in de therapiekamer.

Alle 4 onze blikken volgden de wijzer van de klok die verschoof naar 6 over half 10.

“Één minuut over tijd en minder dan de helft + 1 is aanwezig. Helaas kunnen we deze PT niet voortzetten”, zei Anouk koeltjes.

“Ik stel voor dat jullie de tijd gebruiken om na te denken over hoe jullie als therapiegroep uit deze afdelingscrisis kunnen komen. Vooral na de PSM van vanmorgen lijkt me het niet aankomen bij therapie daar niet bij helpen”, vulde Jeanette aan.

“Maar wij zijn toch wel bij therapie?”, sprak Kay uit wat ook mijn gedachten waren. “Hoezo klinkt het dan nu alsof het onze schuld dat de therapie niet doorgaat?”, vroeg hij verontwaardigd.

“Klopt, maar jullie groepsgenoten zijn hier niet. Het is de verantwoordelijkheid van ieder van jullie als therapiegroepsgenoten om de therapie te laten doorgaan", was het antwoord.

Binnen een volgende minuut stonden we buiten de therapiekamer en ging de deur dicht zodat Jeanette en Anouk konden overleggen. Maar over wat? Er had überhaupt geen therapie plaatsgevonden.

Waar waren Fabian, Katja en Lindsay in ’s hemelsnaam?!

“O shit. Vergeten, ik moest mijn zangdocente nog bellen voor een afspraak!”, verzon ik snel tegen Kay, perste een verontschuldigende glimlach op mijn gezicht en rende de trap af het gebouw uit, terwijl ik in plaats van het blijkbaar gebruikelijke alcoholisch vocht, het instellingsterrein nu voorzag van het chemische traanvocht van een schijnheilig misbaksel dat ergens op een mens moest lijken.

Mijn gedachten werden tijdens mijn verblijf hier steeds meer bevestigd, dacht ik verslagen.

Ik faalde zelfs bij het zijn van een goede psychiatrisch patiënt, dus dan moet ik inderdaad wel helemaal niets goed kunnen doen…

Waarom bestond ik überhaupt nog?

Volg mij
  • Facebook Clean
  • Twitter Clean
Hoofdstukken overzicht
bottom of page